25 maart 2016|
Kantonrechter Alkmaar, 6 januari 2016 – Een chef-kok bij een sterrenrestaurant wordt ontslagen. Hij vindt dat is afgesproken dat hij minimaal vijf jaar in dienst zou blijven en vordert loon (of een gelijkwaardige schadevergoeding) tot het einde van die termijn. De rechter oordeelt dat geen sprake was van een afspraak, maar van een intentieverklaring en wijst de vordering van de werknemer af. De vordering van de werknemer tot nabetaling van niet betaalde overuren en tot betaling van niet afgedragen fooien wijst de rechter wel toe.
De zaak
Werknemer is in 2006 in dienst getreden bij het restaurant van Merlet. Hij is de souschef van het restaurant. In de arbeidsovereenkomst 25 november 2012 staat dat deze is aangegaan met ingang van 1 januari 2013 en voor “onbepaalde tijd (met een minimale looptijd van vijf (5) jaar)”.
Op 7 april 2015 heeft de werknemer zich ziekgemeld.
Op 24 april 2015 heeft de werkgever het UWV toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Het UWV heeft toestemming verleend en de arbeidsovereenkomst is opgezegd tegen 31 augustus 2015.
De werknemer vordert loon (of een gelijkwaardige schadevergoeding) tot 1 januari 2018, nabetaling van niet-afgedragen fooien en betaling van niet-betaalde overuren.
De kantonrechter
Loon tot 1 januari 2018 (of een gelijkwaardige schadevergoeding)
De kantonrechter vindt dat geen sprake kan zijn van loon omdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
Ook van een gelijkwaardige schadevergoeding kan geen sprake zijn vindt de kantonrechter. De werknemer vindt dat een “minimale looptijd van vijf (5) jaar” is afgesproken. De werkgever geeft aan dat partijen met de ‘vijfjaars’-bepaling hebben beoogd om een intentie uit te spreken om vijf jaar met elkaar te willen samenwerken, met het oog op het handhaven van de Michelinster van het restaurant, de ontwikkeling van de werknemer als chef-kok en het bestendigen in dit kader van de samenwerking. Uit deze intentie kan – naar het oordeel van de kantonrechter – geen juridische gebondenheid worden afgeleid waaraan de werknemer een aanspraak op loon dan wel een gelijkwaardige schadevergoeding kan ontlenen als het dienstverband voor afloop van de termijn van vijf jaar tot een einde komt.
Betaling van overuren
In de Horeca-CAO wordt uitgegaan van een normale arbeidstijd 38 uur per week en wordt overwerk vergoed in de vorm van vrije tijd, tenzij het niet mogelijk is om alle overuren in vrije tijd te compenseren, in welk geval de overuren worden uitbetaald. De Horeca-CAO maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst.
De werknemer stelt dat hij werkdagen had van 11.5 uur, inclusief 45 minuten pauze. De werkgever erkent dit maar vindt dat deze werktijden inherent zijn aan de aard van de onderneming en de functie van de werknemer , omdat de werknemer zowel in zijn functie van souschef als chef-kok (mede) verantwoordelijk was voor de gehele gang van zaken in de keuken van het restaurant van Merlet.
De kantonrechter vindt dan ook dat de uren die de werknemer meer heeft gewerkt dan de normale arbeidstijd van 38 uur per week als overuren in de zin van de Horeca-CAO moeten worden aangemerkt.
De stelling van de werkgever dat lange werktijden horen bij de cultuur in de horeca en inherent zijn aan het beroep van souschef of chef-kok helpt de werkgever niet. De werknemer kan aanspraak maken op betaling van overuren, overeenkomstig de Horeca-cao: tegen 100% van het uurloon voor zover het betreft uren tot en met een totaal aantal arbeidsuren van 2.184, en de overige overuren tegen 150% van het uurloon, een bedrag van in totaal (maar liefst) € 54.863,29 bruto.
Nabetaling van niet-afgedragen fooien
In de derde plaats is in deze zaak tussen partijen in geschil de betaling van fooien. De werknemer wil dat de werkgever rekening en verantwoording aflegt over de ontvangen fooien.
Bij de werkgever bestaat een onderscheid tussen cash-fooien en creditcard-fooien. Op de zitting is vastgesteld dat de cash-fooien door het personeel zelf worden verdeeld en de creditcard-fooien door de werkgever worden verdeeld. Voor zover de werknemer zijn deel van de creditcard-fooien nog niet heeft ontvangen, heeft de werknemer dus recht op zijn deel van de creditcard-fooien. De kantonrechter bepaalt dat de werkgever binnen vier weken na betekening van het vonnis rekening en verantwoording moet afleggen ten aanzien van door haar ontvangen fooien vanaf 1 januari 2010.
Kantonrechter Alkmaar, 6 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:2001