6 januari 2017 | De start van een nieuw jaar brengt altijd veranderingen voor je persoonlijke financiën met zich mee. Alle belangrijke wijzigingen betreft uw inkomen zijn op een rij gezet.
Werkenden
Net als ieder jaar stijgt het wettelijk minimumloon op 1 januari. In het eerste halfjaar van 2017 verdienen werknemers van 23 jaar en ouder bij een volledig dienstverband minstens 1.551,60 euro per maand. Dit komt neer op een verhoging van 14,40 euro ten opzichte van de voorgaande zes maanden.
Ook de bedragen van het wettelijk minimumjeugdloon gaan omhoog. Per 1 januari verdienen jongeren, afhankelijk van hun leeftijd, minimaal 465 tot 1.318,85 euro per maand. Van juli tot en met december 2016 golden nog maandelijkse bedragen van ruim 461 tot bijna 1.307 euro. Vanaf 1 juli zullen ook 22-jarigen het minimumloon voor volwassenen gaan verdienen.
In de tweede en derde belastingschijf van de loon- en inkomstenbelasting (box 1: werk en woning) geldt in 2017 een hoger belastingtarief van 40,8 procent. In 2016 ging van dat deel van het inkomen nog 40,4 procent naar de fiscus.
Verder is zowel de arbeidskorting als de algemene heffingskorting in 2017 hoger. Werknemers met een bruto jaarsalaris tot ongeveer 40.000 euro profiteren daar het meest van.
De arbeidskorting is in 2017 maximaal 3.223 euro. Dit maximum was in 2016 nog 3.103 euro. Vanaf een inkomen van 32.444 euro wordt de arbeidskorting steeds lager. Mensen met de AOW-gerechtigde leeftijd krijgen maximaal 1.645 euro arbeidskorting. Dit was 1.585 euro.
De algemene heffingskorting, een korting op de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, stijgt van maximaal 2.242 euro naar 2.254 euro.
Verder gaat de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (Zorgverzekeringswet) omlaag. Voor werknemers daalt de bijdrage van 6,75 procent naar 6,65 procent. Voor zzp’ers, ondernemers en gepensioneerden daalt het percentage van 5,5 procent naar 5,4 procent.
Ook verandert er iets voor oudere werknemers met een laag inkomen. In 2017 komen zij pas in aanmerking voor een werkbonus als zij 63 jaar zijn. In 2016 kregen werknemers van 62 jaar deze belastingkorting al.
Ontslagen werknemers kunnen in 2017 een hogere transitievergoeding ontvangen. Mensen die twee jaar of langer in dienst zijn geweest, krijgen een vergoeding van maximaal 77.000 euro. In 2016 was het hoogst mogelijke bedrag nog 76.000 euro. Als hun salaris hoger was dan 77.000 euro, dan is een jaarsalaris het maximum.
Ontvangers uitkeringen en toeslagen
De hoogte van een aantal uitkeringen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon en stijgen dus mee. Het gaat om onder meer de bijstandsuitkering, IOAW- en IOAZ- (oudere werklozen), WW-, AOW-, Wajong- (jonggehandicapten), WAO- en WIA- (arbeidsongeschikten), Anw- (nabestaandenuitkering) en ZW-uitkering (zieken) en de toeslag van het UWV.
De maximale duur van de WW-uitkering wordt sinds 2016 stap voor stap ingekort. Elk kwartaal gaat er een maand af. Iemand die in januari, februari of maart 2017 zijn baan verliest, kan nog maximaal 33 maanden een werkloosheidsuitkering krijgen. Mensen die in de drie maanden daarvoor zijn ontslagen, kregen nog maximaal 34 maanden een WW-uitkering.
Ontvangers van een bijstandsuitkering mogen in 2017 meer eigen vermogen hebben. Een gezamenlijke huishouding en alleenstaande ouders mogen maximaal 11.880 euro (dit was 11.840 euro) aan vermogen hebben. Voor een alleenstaande ligt die grens op 5.940 euro. Dit was in 2016 nog 5.920 euro. Mensen die bijvoorbeeld meer spaargeld hebben, hebben geen recht op bijstand. Zij moeten eerst hun eigen reserves aanspreken.
Iedereen die recht heeft op zorgtoeslag, ontvangt in 2017 een hoger bedrag. Alleenstaanden met een minimumloon ontvangen in 2017 maandelijks 88 euro. Dat was in 2016 nog 83 euro per maand. Een meerpersoonshuishouden met een minimumloon ontvangt 170 euro per maand (158 euro in 2016).
Huurders krijgen maandelijks 10,50 euro meer huurtoeslag dan in 2016. Dit komt doordat de eigen bijdrage voor huurders is verlaagd. In 2017 moeten huishoudens minimaal rond de 220 euro zelf betalen. In het voorgaande jaar lag dit bedrag rond 230 euro.
Inkomen ouderen
De AOW-leeftijd gaat in 2017 weer met drie maanden omhoog. Mensen ontvangen hun eerste AOW-uitkering als zij 65 jaar en negen maanden oud zijn. Dit betekent dat zij langer AOW-premies moeten afdragen en hun eerste uitkering later ontvangen dan mensen die vorig jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikten. De AOW-leeftijd gaat in stapjes omhoog naar 67 jaar en drie maanden in 2022. Afhankelijk van de levensverwachting kan die leeftijdsgrens opnieuw aangepast worden.
Ouderen gaan minder belasting betalen. AOW-gerechtigden met een inkomen tot 36.057 euro krijgen in 2017 in totaal 105 euro meer ouderenkorting. Het bedrag komt daarmee uit op 1.292 euro. Voor ouderen met een hoger inkomen stijgt het bedrag met 1 euro naar 71 euro.
Vermogenden
Kleine spaarders kunnen in 2017 een hoger bedrag belastingvrij sparen (heffingsvrij vermogen). Ze hoeven pas belasting te betalen als ze meer dan 25.000 euro aan vermogen hebben. In 2016 lag de grens nog op 24.437 euro.
De aangifte schenkbelasting en aangifte erfbelasting mogen alleen nog maar met daarvoor specifiek ontwikkelde digitale en papieren formulieren gedaan worden. Dit geldt voor schenkingen en erfenissen van na 31 december 2016. Voorheen kon dit bijvoorbeeld ook met een brief of document van een notaris.
In 2017 wordt de belasting over inkomsten uit het vermogen (box 3: sparen en beleggen) op een andere manier berekend. Er zijn voortaan drie vermogensschijven. De fiscus kijkt naar de waarde van bezittingen en trekt daar eventuele schulden en het heffingsvrij vermogen vanaf. Dit wordt de grondslag sparen en beleggen genoemd.
In de eerste schijf tot 75.000 euro wordt ruim twee derde van de grondslag sparen en beleggen belast met het percentage van 1,63 procent. De rest met 5,39 procent. Over dit berekende voordeel moet dan 30 procent belasting betaald worden. In de tweede schijf van 75.000 tot 975.000 euro ligt de verhouding iets anders: voor ruim een vijfde geldt het lagere percentage en voor de rest het hogere percentage. In de hoogste schijf wordt alleen het percentage van 5,39 procent gebruikt.
In 2016 rekende de fiscus nog met een voordeel van 4 procent waarover 30 procent inkomstenbelasting betaald moest worden.
Ouders
Ouders gaan in 2017 minder betalen voor de opvang van hun kinderen. Ze krijgen minimaal een derde van de kosten van kinderopvang vergoed. Gemiddeld genomen ontvangen ouders 150 euro meer kinderopvangtoeslag. Het verschil hangt af van de hoogte van hun inkomen en hoe vaak de kinderen naar de opvang gaan.
Daarnaast krijgen ouders ook een hoger kindgebonden budget. Voor het eerste kind ontvangen zij 104 euro meer dan in 2016. Het gaat in totaal om maximaal 1.142 euro. Gezinnen met een laag inkomen of middeninkomen met twee kinderen ontvangen in totaal maximaal 2.040 euro. Dit was in het voorgaande jaar nog 1.866 euro. Ouders met een nog groter gezin krijgen voor de rest van de kinderen een bedrag van maximaal 285 per kind.
Ook de kinderbijslag gaat iets omhoog. Voor kinderen tot en met vijf jaar krijgen ouders per kwartaal 198,38 euro kinderbijslag. Dit was 197,51 euro. Het bedrag voor kinderen van zes tot en met elf jaar stijgt van 239,84 euro naar 240,89 euro. Voor oudere kinderen wordt per kwartaal 283,40 euro uitgekeerd. Dit was 282,16 euro.
Verder stijgt de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor werkende ouders met kinderen van onder de twaalf jaar. Die korting op de belasting was maximaal 2.769 euro. In 2017 is de korting maximaal 2.778 euro.
Gescheiden ouders moeten in 2017 hogere bedragen betalen voor het levensonderhoud van hun kinderen of ex-partner. De bedragen voor kinderalimentatie en partneralimentatie stijgen met 2,1 procent. Dit indexcijfer is gebaseerd op de stijging van de lonen. Vorig jaar stegen de alimentatiebedragen nog met 1,3 procent.
Daarnaast kunnen ouders in 2017 niet langer de waarde van de kinderalimentatie opgeven als een schuld in box 3 (sparen en beleggen). In 2015 en 2016 mochten ouders de waarde van hun toekomstige verplichtingen voor het levensonderhoud van hun kinderen op deze manier opgeven. Hierdoor viel het vermogen van de ouder lager uit en betaalden zij mogelijk minder belasting over hun vermogen in box 3.
Minderjarige mbo-studenten krijgen per januari 2017 een studentenreisproduct. Dit geldt voor studenten met een beroepsopleidende leerweg. Zij kunnen voortaan gratis of met korting gebruikmaken van het openbaar vervoer.
Woningbezitters
Huizenkopers mogen in 2017 een hypotheek afsluiten van maximaal 101 procent van de waarde van het huis. In 2016 was de zogenoemde loan-to-value nog maximaal 102 procent. Dit betekent dat huizenkopers meer zelf moeten bijleggen, omdat ze altijd meer kosten hebben dan alleen de koopsom.
Tweeverdieners kunnen door soepelere leennormen in 2017 een hoger bedrag lenen voor de aankoop van een woning. Voor het bepalen van het maximale hypotheekbedrag telt het tweede inkomen voor 60 procent mee. In 2016 telde het lagere tweede inkomen slechts voor de helft mee.
En het grensbedrag voor hypotheken met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) wordt weer gekoppeld aan de gemiddelde woningwaarde. Daarvoor wordt gekeken naar de gemiddelde prijs waarvoor woningen in de maanden juni, juli en augustus van 2016 zijn verkocht. Dit bedrag van 245.000 euro wordt vermenigvuldigd met de loan-to-value van 101 procent. Dit betekent dat woningkopers in 2017 een NHG-hypotheek van maximaal 247.450 euro kunnen afsluiten.
Als de kopers ook energiebesparende voorzieningen in het huis treffen, dan kunnen zij maximaal 259.700 euro lenen met NHG. Het gaat dan bijvoorbeeld om isolatie of om het plaatsen van een HR-ketel of zonneboiler. Het fonds achter NHG springt bij als iemand buiten zijn schuld om de hypotheek niet meer kan opbrengen.
Verder veranderen per 2017 ook de startersleningen. Huizenbezitters moeten hun hypotheek lineair of annuïtair aflossen om nog in aanmerking te komen voor hypotheekrenteaftrek. Voor startersleningen gold tot en met eind 2016 een uitzondering. Omdat de uitzondering vervalt, is er een combinatielening aan het pakket toegevoegd. Uit die lening wordt de verplichte aflossing van de starterslening betaald. Op deze manier blijft het voor starters mogelijk om in de eerste drie jaar geen maandlasten te betalen.
De maximale hypotheekrenteaftrek in de hoogste belastingschijf gaat jaarlijks met 0,5 procentpunt omlaag. In 2017 mag een huizenbezitter in die schijf hypotheekrente aftrekken tegen het maximale tarief van 50 procent. Dit tarief wordt tot 2041 in stappen verlaagd naar 38 procent.
Het zogenoemde eigenwoningforfait verandert voor eigenaren van woningen in de twee duurste categorieën. Woningbezitters moeten een percentage van de WOZ-waarde van hun huis bij het inkomen optellen.
De bovengrens van de een-na-hoogste categorie gaat met 10.000 euro omhoog naar 1,06 miljoen euro. En eigenaren van duurdere woningen betalen in 2017 een bedrag van 7.950 euro plus 2,35 procent van de waarde van de woning boven 1,06 miljoen euro. Dit was in 2016 nog 7.875 euro plus 2,35 procent van de waarde van de woning boven 1,05 miljoen euro.
Daarnaast is het in 2017 opnieuw mogelijk om eenmalig een bedrag tot 100.000 euro belastingvrij te schenken voor de aankoop, het verbeteren of het onderhoud van een woning. Het bedrag mag ook gebruikt worden voor het aflossen van een hypotheekschuld, restschuld of de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming. De ontvanger moet tussen de achttien en veertig jaar zijn. In 2013 en 2014 bestond er een vergelijkbare vrijstelling van de schenkbelasting. In 2015 en 2016 mochten alleen ouders belastingvrij een bedrag van rond de 53.000 euro aan hun kinderen schenken.
Autobezitters
Voor reguliere personenauto’s valt de motorrijtuigenbelasting (mrb) gemiddeld 2,7 procent lager uit dan in 2016. Dat komt neer op een verschil van zo’n 10 euro ten opzichte van 2016. Bezitters van een hybride auto zonder stekker gaan in 2017 juist 100 tot 200 euro meer betalen. Dit komt doordat hybride wagens voortaan in een hogere gewichtsklasse vallen. Bezitters van plug-in hybrides zijn in 2017 zo’n 40 tot 100 euro meer kwijt. Tot en met 2020 betalen eigenaren van deze stekkerauto’s namelijk nog de helft van het reguliere tarief.
Ook de aanschafbelasting (bpm) gaat voor de meeste auto’s omlaag. De belasting daalt de komende jaren in stappen met 14,7 procent. Met name de aankoop van zuinige auto’s die weinig CO2 uitstoten, is in 2017 voordeliger dan in 2016.
Verder verandert de bijtelling voor privégebruik van auto’s van de zaak. Dit is een percentage van de cataloguswaarde van de wagen. Voor volledig elektrische auto’s die in 2017 op kenteken worden gezet, geldt nog een bijtelling van 4 procent. Voor alle wagens die meer dan 0 gram CO2 per kilometer uitstoten, is de bijtelling 22 procent. In 2016 waren er nog vier categorieën met percentages van 4, 15, 21 en 25 procent bijtelling.
Dit betekent dat voor nieuwe plug-in hybrides in 2017 meer bijtelling betaald moet worden dan in 2016. Voor auto’s die meer dan 106 gram CO2 per kilometer uitstoten, geldt in 2017 juist een lager tarief. Beide typen vallen voortaan in dezelfde categorie van 22 procent.
Verzekerden
Vanaf 1 januari worden meer soorten behandelingen vanuit het basispakket van de zorgverzekering vergoed. Noodzakelijke operaties van het bovenooglid, medisch noodzakelijke besnijdenissen, fysio- en oefentherapie voor patiënten met etalagebenen (slagaderverkalking in de benen), borstprotheses voor vrouwen en transvrouwen zonder borstgroei en implantaten voor jongeren tot 23 jaar die snij- en hoektanden missen, zijn aan het pakket toegevoegd.
Ook eerstelijnsverblijf wordt voortaan vergoed vanuit het basispakket. Dit is de opvang en zorg voor patiënten die om medische redenen tijdelijk niet thuis kunnen wonen. Verder zijn er nieuwe behandelingen van hepatitis C van borstkanker voorwaardelijk opgenomen in het basispakket.
Daarnaast kunnen zorgverzekeraars in 2017 meer programma’s vrijstellen van het eigen risico. Verzekerden hoefden bij een aantal verzekeraars al geen eigen risico meer te betalen voor programma’s gericht op diabetes en depressies. In 2017 kunnen zorgverzekeraars dit ook toepassen op dieetpreparaten en programma’s die gezondheidsproblemen moeten voorkomen.
Consumenten
Huishoudens gaan iets meer belasting betalen voor gas en stroom. Een gemiddeld gezin is in 2017 ongeveer 17 euro meer kwijt aan energiebelasting dan in het voorgaande jaar. Een deel van het energieverbruik wordt gezien als basisbehoefte en wordt niet belast. Per elektriciteitsaansluiting wordt de belasting met 308,54 euro verminderd. Dit was in 2016 nog 310,81 euro.
Verder zijn er 2017 zijn er nog maar twee accijnstarieven voor wijn en twee voor tussenproducten zoals port, sherry en vermout. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen mousserende en niet-mousserende dranken. In 2016 waren er nog acht verschillende tarieven. Dit betekent dat wijn met een alcoholpercentage van meer dan 15 procent dit jaar per liter 0,42 euro goedkoper is dan in 2016. Voor een liter mousserende wijn met meer dan 8,5 procent alcohol hoeft in 2017 zelfs 1,66 euro minder accijns betaald te worden. Ook mousserden tussenproducten vallen in 2017 goedkoper uit.
Bron: nu.nl