Ernstige verwijtbaarheid leidt tot ontbinding arbeidsovereenkomst tegen eerdere datum, geen transitievergoeding

29 oktober 2015 |

Rechtbank Noord-Holland, 28 september 2015 –  Werkgever verzoekt in deze zaak de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden zonder daarbij over te gaan tot toekenning van een transitievergoeding. Hierna volgt een samenvatting van de feiten in deze zaak en van de toetsing van de kantonrechter of inhoudelijk is voldaan aan de wettelijke vereisten van het verzoek.

De zaak
Werknemer is op 11 augustus 2008 in dienst getreden van werkgever, waarbij hij laatstelijk de functie van Productiemedewerker vervulde.

Werkgever is van oordeel dat de motivatie van werknemer voor zijn werk zichtbaar is afgenomen vanaf april 2011, zijnde het moment dat zijn arbeidsovereenkomst is omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In het jaar 2013 heeft werknemer twee officiële waarschuwingen gekregen. Vervolgens heeft werknemer zich op 23 januari 2014 ziek gemeld. De verwachting van de bedrijfsarts was dat werknemer zijn werkzaamheden op termijn volledig zou kunnen hervatten.

Op 16 september 2014 oordeelde de bedrijfsarts dat werknemer vanaf dien vijf dagen per week vier uur per dag aangepast werk kon verrichten. Ondanks meerdere oordelen van gelijke strekking van de bedrijfsarts, arbeidsdeskundige en deskundigen van het UWV deelde werknemer dat oordeel niet. Meerdere nieuwe volledige ziekmeldingen volgden, zo ook op 19 februari 2015. De bedrijfsarts oordeelde dat de ziekmelding voor die dag werd geaccepteerd, waarna werknemer op 20 februari 2015 weer voor het verrichten van passende werkzaamheden op werk moest verschijnen. Werknemer werd wederom gewezen op de mogelijkheid een deskundigenoordeel aan te vragen.

Werknemer verscheen niet op 20 februari 2015. Aan hem is een brief gestuurd dat zijn loon zou worden stopgezet wanneer hij geen uitvoering zou geven aan het oordeel van de bedrijfsarts. Nu werknemer ook na voornoemde brief niet verscheen, werd zijn loon stopgezet.

Werknemer vroeg wederom een deskundigenoordeel aan. Ook toen werd geoordeeld dat werknemer in staat werd geacht om passende werkzaamheden uit te voeren. Ook werkgever vroeg een deskundigenoordeel aan. Het UWV oordeelde daarin onder meer dat de (re-integratie) inspanningen van werknemer onvoldoende waren.
Ondanks voornoemde deskundigenoordelen bleef werknemer weigeren werkzaamheden te verrichten. Deze situatie bleef ook ongewijzigd nadat werkgever een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst aan werknemer aankondigde.

Werkgever verzocht de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW jo. artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW zonder daarbij over te gaan tot toekenning van de transitievergoeding aan werknemer.

De rechtbank
Met inachtneming van het onderstaande gaat de kantonrechter over tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen een eerdere datum met verklaring voor recht dat geen transitievergoeding aan werknemer verschuldigd is.

Overwegingen
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod dat niet in de weg staat aan ontbinding. Het verzoek houdt immers geen verband met de ziekte van de werknemer. Het verzoek is gebaseerd op het feit dat werknemer onvoldoende re-integratie inspanningen levert, de voorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat. Bovendien laat werknemer na te komen werken gedurende de uren dat hij daartoe in staat wordt geacht.

Naast de twee waarschuwingen die werknemer kreeg, heeft hij ondanks het feit dat de bedrijfsarts, arbeidsdeskundige en de deskundigen van het UWV allemaal consequent aangaven dat werknemer in staat geacht werd passende werkzaamheden te verrichten, geweigerd werkzaamheden uit te voeren. Daarnaast heeft werknemer vanaf juni 2015 op geen enkele wijze contact gezocht met werkgever. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren deze feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op.

Gezien de voornoemde grondslag van het verzoek moet werkgever werknemer op grond van artikel 7:671b lid 5 BW schriftelijk hebben aangemaand of een loonstop hebben ingesteld én daarnaast een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW overleggen. Hieruit moet blijken dat werknemer zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet naleeft. Werkgever heeft hieraan voldaan zodat de kantonrechter tot ontbinding over gaat.

Gezien het feit dat de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt in verband met verwijtbaar handelen en nalaten van werknemer is herplaatsing niet aan de orde. Met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onderdeel b BW ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tegen een eerdere datum. Dit mede vanwege het feit dat werknemer sinds 19 februari 2015 zijn werkzaamheden niet verricht.

Werknemer heeft geen (tegen)verzoek ingediend of ter zitting gedaan waarin hij aanspraak heeft gemaakt op de transitievergoeding. De kantonrechter begrijpt het verzoek van werkgever als verzoek om een verklaring voor recht dat geen transitievergoeding verschuldigd is en wijst dit verzoek toe gezien de ernstige verwijtbaarheid van het handelen van werknemer.

Rechtbank Noord-Holland 28 september 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8197